Frankische rijk
In 395 was het Romeinse Rijk, definitief in een Oost- en West Romeins Rijk gesplitst. In 476 stortte het West-Romeinse Rijk definitief in door de interne problemen en door de invallen van de Germaanse 'barbaren' in het kader van de Grote Volksverhuizing. Een deel van Noord-Frankrijk was toen al in handen van de Germaanse Franken. In 451 had de Salisch-Frankische leider Merovech zich nog verdienstelijk gemaakt als bondgenoot van de Romeinen tegen de Hunnen bij de Slag op de Catalaunische velden. Hiermee werd de basis gelegd voor de Merovingische dynastie. Deze Franken bekeerden zich in 496 onder de Merovingische koning Clovis tot het katholieke christendom. Niet alleen zijn katholieke vrouw Clothilde, maar ook politieke overwegingen zullen hier een rol gespeeld hebben, omdat de bevolking al in meerderheid katholiek was, en Clovis zo beter aansluiting kreeg met zijn katholieke onderdanen en daarmee de steun kreeg van de katholieke clerus en Gallo-Romeinse aristocratie. Het door Clovis gestichte Frankische Rijk was het eerste Europese rijk dat officieel katholiek werd sinds de val van het West-Romeinse Rijk; daarom wordt Frankrijk wel de oudste dochter van de katholieke kerk genoemd. Clovis vestigde zijn machtscentrum in Parijs, zoals Lutetia sinds 212 heette. Sindsdien is Parijs altijd het centrum van de Franse staat gebleven. De Franken vormden slechts een dunne toplaag op de Gallo-Romeinse bevolking. Dit zal eraan hebben bijgedragen dat de Franken steeds verder romaniseerden. In snel tempo versmolt de oude Gallo-Romeinse toplaag door onderlinge huwelijken met de nieuwe Frankische elite. De Franken onderscheidden zich daarmee van de eveneens Germaanse Goten elders in Europa, die meestal het arianisme aanhingen en in veroverde gebieden hun Germaanse taal bleven spreken, zodat er een kloof bleef tussen de heersers en de onderdanen. Vanuit de Frankische machtscentra verbreidde het katholieke christendom zich verder onder de Gallo-Romaanse onderdanen. Latere invallers, zoals de vikingen, zouden door dezelfde oorzaken eveneens geromaniseerd worden en het katholieke christendom aannemen.
Een uitzondering op dit algemene patroon vormde Bretagne. Terwijl elders in Frankrijk het gebruik van Keltische talen in de 7e eeuw verdwenen was, zorgde grootschalige Keltische migratie vanaf de 6e eeuw vanuit Cornwall en Wales voor een versterking van het Keltische element, dat bijdroeg aan 1000 jaar succesvolle verdediging tegen Frankische, respectievelijk Franse macht en invloed. In de 9e eeuw riepen de Bretoenen hierbij soms de vikingen te hulp. Rond 1488 werd het hertogdom Bretagne dan toch onderworpen aan de koning van Frankrijk en pas in de loop van de 19e eeuw werd de Bretonse taal in brede lagen van de bevolking verdrongen door het Frans. Tegenwoordig leidt het Bretons een moeizaam bestaan als minderheidstaal.
Het oosten van Frankrijk werd in het begin van de 6e eeuw beheerst door de Germaanse Bourgondiërs. De Visigoten beheersten een gebied dat heel Frankrijk ten zuiden van de Loire en vrijwel het hele Iberische schiereiland omvatte. Clovis' Frankische Rijk besloeg aan het eind van zijn bewind in 511 al een groot deel van het westen en noorden van het huidige Franse grondgebied, maar viel na Clovis' dood weer uiteen in diverse koninkrijken. In de loop van de 6e eeuw werden niettemin de gebieden ten noorden van de Pyreneeën door de Franken ingelijfd. Begin 8e eeuw rukten de islamitische Saracenen plotseling zeer snel op vanuit het Iberische Schiereiland, waar zij sinds 711 de daar bestaande Visigotische koningkrijken vrijwel helemaal van de kaart hadden geveegd. De Franken konden zich vanaf 732 voldoende verenigen onder leiding van Karel Martel, een hofmeier van de Merovingers, om de Saracenen zuidwaarts terug te drijven over de Pyreneeën. De Slag bij Potiers en de in het Roelandslied vereeuwigde Slag van de Roncevaux-Pas vormen hoogtepunten in deze strijd, die bijdroeg aan de opkomst van de Karolingische dynastie. Karel de Grotes paladijn Willem met de Hoorn veroverde hierbij het gebied rond Orange en verdiende hiermee als eerste de titel 'Graaf van Orange'. Noord-Italië werd in 774 op de Oost-Germaanse Lombarden veroverd en de Turks-Mongoolse Averen werden tussen 791 en 797 verslagen in de Donauvlakte. De Franken veroverden ook aanzienlijke gebieden ten oosten van de Rijn, waarbij zij de nog heidense Germaanse Saksen bekeerden tot het katholieke christendom. De expansie van het Frankische Karolingische Rijk bereikte een hoogtepunt in 814 onder Karel de Grote. In 800 had hij zich al tot keizer laten kronen door paus Leo III in Rome. Karel had deze paus niet geheel belangeloos gesteund bij een machtsstrijd in het Vaticaan. Hiermee werd de status van het Karolingische Rijk als opvolger van het West-Romeinse Rijk en tegenhanger van het Oost-Romeinse Rijk bezegeld. Vooral om dit laatste was het de paus te doen; hij wilde onafhankelijker van het Oost-Romeinse Rijk worden.
Een uitzondering op dit algemene patroon vormde Bretagne. Terwijl elders in Frankrijk het gebruik van Keltische talen in de 7e eeuw verdwenen was, zorgde grootschalige Keltische migratie vanaf de 6e eeuw vanuit Cornwall en Wales voor een versterking van het Keltische element, dat bijdroeg aan 1000 jaar succesvolle verdediging tegen Frankische, respectievelijk Franse macht en invloed. In de 9e eeuw riepen de Bretoenen hierbij soms de vikingen te hulp. Rond 1488 werd het hertogdom Bretagne dan toch onderworpen aan de koning van Frankrijk en pas in de loop van de 19e eeuw werd de Bretonse taal in brede lagen van de bevolking verdrongen door het Frans. Tegenwoordig leidt het Bretons een moeizaam bestaan als minderheidstaal.
Het oosten van Frankrijk werd in het begin van de 6e eeuw beheerst door de Germaanse Bourgondiërs. De Visigoten beheersten een gebied dat heel Frankrijk ten zuiden van de Loire en vrijwel het hele Iberische schiereiland omvatte. Clovis' Frankische Rijk besloeg aan het eind van zijn bewind in 511 al een groot deel van het westen en noorden van het huidige Franse grondgebied, maar viel na Clovis' dood weer uiteen in diverse koninkrijken. In de loop van de 6e eeuw werden niettemin de gebieden ten noorden van de Pyreneeën door de Franken ingelijfd. Begin 8e eeuw rukten de islamitische Saracenen plotseling zeer snel op vanuit het Iberische Schiereiland, waar zij sinds 711 de daar bestaande Visigotische koningkrijken vrijwel helemaal van de kaart hadden geveegd. De Franken konden zich vanaf 732 voldoende verenigen onder leiding van Karel Martel, een hofmeier van de Merovingers, om de Saracenen zuidwaarts terug te drijven over de Pyreneeën. De Slag bij Potiers en de in het Roelandslied vereeuwigde Slag van de Roncevaux-Pas vormen hoogtepunten in deze strijd, die bijdroeg aan de opkomst van de Karolingische dynastie. Karel de Grotes paladijn Willem met de Hoorn veroverde hierbij het gebied rond Orange en verdiende hiermee als eerste de titel 'Graaf van Orange'. Noord-Italië werd in 774 op de Oost-Germaanse Lombarden veroverd en de Turks-Mongoolse Averen werden tussen 791 en 797 verslagen in de Donauvlakte. De Franken veroverden ook aanzienlijke gebieden ten oosten van de Rijn, waarbij zij de nog heidense Germaanse Saksen bekeerden tot het katholieke christendom. De expansie van het Frankische Karolingische Rijk bereikte een hoogtepunt in 814 onder Karel de Grote. In 800 had hij zich al tot keizer laten kronen door paus Leo III in Rome. Karel had deze paus niet geheel belangeloos gesteund bij een machtsstrijd in het Vaticaan. Hiermee werd de status van het Karolingische Rijk als opvolger van het West-Romeinse Rijk en tegenhanger van het Oost-Romeinse Rijk bezegeld. Vooral om dit laatste was het de paus te doen; hij wilde onafhankelijker van het Oost-Romeinse Rijk worden.